Af en toe denk ik terug aan mijn beginjaren bij W/E adviseurs. Een jaar nadat het eerste Nationaal Milieubeleidsplan (afgekort NMP) was gepubliceerd, met een aparte bijlage ‘Duurzaam Bouwen’. Het begrip Duurzaam Bouwen werd in het NMP langs drie beleidslijnen uitgewerkt: energie-extensivering, integraal ketenbeheer en kwaliteitsbevordering. Inmiddels zijn we 35 jaar verder en hebben nog 25 jaar om volledig klimaatneutraal en circulair te zijn. Gaat dat lukken? In dit artikel deelt John Mak, senior adviseur bij Stichting W/E adviseurs, zijn reflectie.
De bouw- en vastgoedwereld was na de oliecrisis van 1973 gewend om met een Rc van 1,3 m²K/W te bouwen en wende vanaf 1988 aan de verhoging van 1,3 naar 2,0. Beleid op de lijn energie-extensivering werd krachtig en met veel middelen uitgevoerd, met de introductie van de energieprestatienormering in het Bouwbesluit als een hoogtepunt in 1995.
Vooral voor nieuwbouw zijn de afgelopen decennia op energiegebied grote stappen gezet. Dat beeld is voor de bestaande gebouwde omgeving wel anders. We hebben energielabels die wisselend serieus worden genomen. Ook zijn er maatschappelijke en professionele commerciële vastgoedeigenaren die routekaarten naar CO2-arm vastgoed in 2050 opstelden. Daarmee is een stap gezet voor inzicht in energiekwaliteit. De vraag is alleen nog: in welke mate volgt er actie op verduurzamen?
De meerderheid van de woningen is in particulier eigendom en de grote vraag is hoe daar de komende 25 jaar het isolatieniveau substantieel verbeterd wordt. Maar misschien is dat niet nodig, als de overstap naar gasloos is gemaakt en efficiënte oplossingen voor opslag van elektriciteit, warmte en koude beschikbaar en betaalbaar zijn.
In de businesscase van woningrenovatieprojecten staat de terugverdientijd van investeringen in energiemaatregelen vaak centraal. Maar tot welke financiële conclusies kom je als je de focus niet beperkt tot de energieopgave, maar in de brede context van de locatie handelt? Wat dragen projecten die met de bewoners samen worden opgezet bij aan de sociale cohesie of de werkgelegenheid in de wijk? Verbeteren trajecten gericht op brede duurzaamheid de kwaliteit van leven en dragen ze bij aan een toekomstbestendige wijk?
John Mak: “Tot welke financiële conclusies kom je, als je de focus niet beperkt tot de energieopgave, maar in de brede context van de locatie handelt?”
De ernst van de gevolgen van het broeikaseffect zijn de afgelopen tien tot vijftien versneld duidelijk geworden. De afgelopen jaren is daarmee ook de aandacht voor het creëren van een klimaatadaptieve gebouwde omgeving sterk toegenomen. Na initiatief van de provincie Zuid-Holland is er in 2023 een Convenant Klimaatadaptief Bouwen opgezet, dat als basis is gebruikt voor de Landelijke Maatlat voor een groene klimaatadaptieve gebouwde omgeving. Inmiddels is klimaatadaptief bij elke nieuwe gebiedsontwikkeling een speerpunt.
Voor bestaande gebieden is het een onderwerp dat prima mee te nemen is bij de ‘uitvoering van de ‘warmtetransitie’. Echter, het woord klimaatadaptatie komt welgeteld 1 keer voor in de 115 pagina’s die de ‘Handreiking uitvoeringsplan warmtetransitie’ telt. Circulariteit trouwens helemaal niet. Helaas weer een voorbeeld van de sectorale benadering die voorkomt dat koppelkansen worden benut bij (her)ontwikkeling van gebieden.
Integraal ketenbeheer was in 1990 wellicht niet voor de industrie, maar dan toch wel voor de bouwsector een volledig nieuw begrip. Voor ons als adviseur was er een wereld te winnen, met als eerste stap bewustzijn creëren in de hele bouwsector. Daarvoor gebruikten we de 3-stappen strategie: beginnen met beperken van materiaalgebruik of hergebruiken van producten, dan gebruikmaken van ‘hernieuwbare’ grondstoffen en tot slot het kiezen van de minst milieubelastende variant voor een toepassing. De Handleidingen Duurzame Renovatie en Nieuwbouw met de milieuvoorkeur per toepassing vonden de eerste helft van de jaren negentig gretig aftrek en zette ook de toeleverende bouwmaterialenindustrie in beweging.
De milieuvoorkeur per toepassing uitgelicht in de handleidingen Duurzame Renovatie en Nieuwbouw.
Een paar jaren later verbaasden IVAM en W/E vriend en vijand met de ontwikkeling van Eco-Quantum [[1] Mak, J., Anink, D., Knapen M. (1997) Eco-Quantum, development of LCA based tools for buildings ,red]. De uitwerking van de methodiek van de milieugerichte levenscyclusbenadering (LCA), tot dan toe toegepast op het niveau van een bouwproduct zoals een vierkante meter isolatie, voor een volledig gebouw en met inzicht in milieueffecten van materiaal- energie- en watergebruik. In 2002 ontmoette het ministerie VROM te veel weerstand om deze LCA-methodiek op gebouwniveau in het Bouwbesluit op te nemen. Pas nadat dezelfde methodiek als onderdeel van GPR Gebouw eenvoudiger was gemaakt, werd draagvlak bij ontwikkelaars en architecten gevonden. Het duurde vervolgens ruim tien jaar voordat de methodiek als de MilieuPrestatie Gebouwen (MPG) alsnog invulling van de pijler Milieu in het Bouwbesluit werd. Je moet vaak geduld hebben in het leven.
Flashback naar 1996: Het schema van de methodiek van Eco-Quantum.
Het begrip circulariteit, een strategie voor integraal ketenbeheer, is sinds een paar jaar hot, in het bijzonder ook onder architecten. Dat was nog niet zo lang geleden wel anders. Superuse Studios pionierde 20 jaar geleden met alle vormen van circulariteit, met Villa Welperloo in Enschede als voorbeeld dat het ook esthetisch verantwoord kan zijn. Voor deze op kop lopende architect leidde dit schoolvoorbeeld van circulair bouwen mondjesmaat tot vervolgopdrachten.
Architect Maarten van der Breggen haalde zijn hele leven alles uit de kast om zijn opdrachtgevers te overtuigen dat een HSB-woning ook robuust genoeg kan zijn voor sociale woningbouw. Ook hij was zijn tijd ver vooruit en voelde zich een roepende in de woestijn.
Begin jaren negentig vroegen wij in onze checklist en advisering duurzaam bouwen aandacht voor ‘het maken van een sloopbestek bij nieuwbouw’, met hoongelach als reactie. Inmiddels omarmen we als bouwwereld Het Nieuwe Normaal en is het bijzonder als een architect en een projectontwikkelaar zich niet bezighouden met circulariteit in het algemeen en biobased materialen in het bijzonder. Iedereen wil in hout bouwen. Dat is ook nodig als we de klimaatdoelstellingen zoals afgesproken in Parijs willen halen. En niet te vergeten dat een landelijk doel is om in 2030 50 procent minder primaire grondstoffen te gebruiken en in 2050 volledig circulair te zijn. Ik hoop dat ik dat nog mag meemaken.
De derde beleidslijn van het eerste NMP, kwaliteitsbevordering, leende zich voor een brede invulling. Dat woord staat niet in Van Dale en definieer ik als ‘het bevorderen van het totaal aan kenmerken en karakteristieken van een product of dienst die ervoor zorgen dat het nu en later aan behoeften van de gebruikers voldoet’.
Binnen duurzaam bouwen werd kwaliteitsbevordering in eerste instantie ingevuld gericht op de kwaliteit van de gebouwde omgeving en de kwaliteit van het binnenmilieu in gebouwen. Binnen W/E werken we vanuit de visie dat een duurzame gebouwde omgeving een maximale kwaliteit combineert met een minimale milieubelasting. En beiden in de tijd weet te handhaven, zodat ook toekomstige generaties daarin delen. Vanuit die visie is vanaf 1995 GPR Gebouw kwaliteit op een pragmatische manier meetbaar en bespreekbaar gemaakt in de thema’s Gezondheid, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde. Meetbaar met een voor iedereen te begrijpen rapportcijferschaal, van 1 tot 10.
De vijf thema’s en zeventien subthema’s in GPR Gebouw 4.4.
GPR Gebouw is in de loop der jaren voor meer dan het meetbaar en bespreekbaar maken van de duurzaamheid van gebouwen gebruikt. Vanuit de overheid vanaf 2010 voor duurzaam inkopen en later voor bijvoorbeeld de financiële MIA/Vamil-regelingen. Dat vereiste een kwaliteitsborging en opleiding van GPR Experts en Assessoren. Vanuit gebouweigenaren kwam in het verlengde de vraag naar certificering door die GPR Gebouw Experts.
Alle in de loop der jaren gecertificeerde woningen en gebouwen, van ruim 12 miljoen m2 gecertificeerde vloeroppervlak, zijn te vinden op gprprojecten.nl. Enkele resultaten, scores per thema, themascores per gebruiksfunctie en uitgesplitst naar nieuwbouw en bestaand zijn opgenomen in deze rapportage.
Op de thema’s energie en milieu is te zien dat de meeste objecten tussen de 6 en 7 scoren. De spreiding is bij energie groter dan bij milieu. Voor het thema energie is uit de verdeling naar nieuw en bestaand af te lezen dat de score van nieuwbouw tussen 7 en 9 ligt, en gemiddeld 2 punten hoger scoort dan bestaande bouw. Voor het thema milieu is dat verschil ongeveer een half punt in het voordeel van nieuwbouw. Hier speelt zeker een rol dat de aanscherping van de energieprestatie-eisen voor nieuwbouw leidde tot extra materiaalgebruik en daarmee lagere scores op milieu met de MPG als belangrijk onderdeel. Dezelfde tendens is te zien in de CO2-emissie, die de afgelopen jaren steeds meer is verschoven van energie naar materiaal als veroorzaker. De oplossing ligt in het integreren van energie- en milieuprestatie-eisen, die tenslotte beide het verminderen van dezelfde milieueffecten als doel hebben.
Op de thema’s gezondheid en gebruikskwaliteit liggen de scores gemiddeld op 7-8. Ook voor deze thema’s is te zien dat nieuwbouw hoger scoort dan bestaande bouw, met een verschil van ongeveer één punt voor beide thema’s. Op toekomstwaarde ligt de gemiddelde score lager op gemiddeld 6-7. Binnen dat thema zien we in de praktijk dat vooral op het subthema gebouw adaptiviteit (eerder flexibiliteit) minder wordt gepresteerd, dat leeft blijkbaar nog minder als strategie voor circulariteit en toekomstig gebruik. De verschillen tussen nieuwbouw en bestaand is hier ook beperkt tot gemiddeld ruim een half punt.
Al met al is mijn conclusie dat er nog wel wat meer nodig is om in 2050 een volledig circulaire economie en klimaatneutrale gebouwde omgeving te bereiken. Een integrale benadering van alle nieuwbouw en renovatieopgaven voor gebouwen en gebieden is daarbij noodzakelijk, om te voorkomen dat het nastreven van het ene doel ten koste gaat van de anderen.
Bij een gebiedsgerichte ontwikkeling is deze integrale benadering minstens zo essentieel. Als je alle verschillende thema’s met hoge scores wilt invullen, is inzicht het startpunt. En door inzicht te krijgen in wat er allemaal mogelijk is, kom je tot betere prestaties en koppel je kansen aan elkaar. Dit alles maken we toegankelijk met GPR Gebied, de geactualiseerde versie van GPR Stedenbouw. Ik geloof in deze integrale ontwikkelingsaanpak, waar lef en doorzettingsvermogen voor nodig is. Alleen op die manier gaan we voor écht toekomstbestendig bouwen. Laten we samen die berg beklimmen en elkaar naar de top helpen.
Deze tekst is onderdeel van het rapport ‘Op weg naar CO2-neutraal’ van Duurzaam Gebouwd. Wil je het volledige rapport lezen? Download deze dan hier.